Kan Triple-A ons iets leren over de ruwvoerkoe?

In Nederland gebruiken enkele duizenden melkveehouders de Triple-A methode. Ze kijken wat anders naar de kwaliteiten van een koe. Daarom de vraag aan de analisten Jan Schilder en Marcel Verboom welke aAa-kwaliteiten een koe nodig heeft om een goede (ruwvoer)koe te kunnen zijn? Waar let je dan op bij de “ruwvoerkoe”?

Veel ruwvoer opnemen en efficiënt verwerken
Bij goede ruwvoerkoeien denken we in de eerste plaats aan koeien die in staat zijn veel ruwvoer op te nemen en efficiënt om te zetten in melk. En die daar weinig (duur) krachtvoer voor nodig hebben. “Om dat te kunnen doen hebben ze bepaalde kwaliteiten en functionaliteiten nodig” volgens Jan Schilder. Om welke gaat het volgens de triple-A dan? Hieronder lichten we dat toe met de kwaliteiten die de aAa-methode daarvoor gebruikt. Als eerste merkt Jan nog maar eens op dat “Uitgangspunt bij aAa is dat alle lichaamsonderdelen een harmonisch geheel moeten vormen omdat ze het functioneren van de koe bepalen. Het gaat om een goede balans”.

Ze kan gemakkelijk veel vreten
Laten we aan de voorkant beginnen. Met een brede bek (kwaliteit 5: “smooth”) en sterke kaken (kwaliteit 4: “strong”) kan de koe meer voer per tijdseenheid opnemen en goed herkauwen. Als ze makkelijk wil grazen moet ze een lange nek hebben (kwaliteit 1: “dairy”). Ze kan dan ook gemakkelijker de kop “bewegen als een bosmaaier voor een groot bereik” zoals Marcel Verboom het uitdrukt. Voor meer pensinhoud om een grote hoeveelheid ruwvoer te kunnen verwerken moet ze lange, diepe en gewelfde ribben (kwaliteiten 1 en 5).

Ze heeft ruimte voor hart en longen
De vertering van de grote hoeveelheid ruwvoer vraagt veel zuurstof en daarvoor is een goede doorstroming van het bloed nodig. “Dus met een diepe borst om ruimte te geven aan hart en longen (kwaliteit 4)” aldus Jan. Omdat de voeropname is gecorreleerd aan de melkproductie, moet dat samengaan met de “natuurlijke wil”, hormonaal gestuurd, om melk te geven en dat is een kwaliteit die het een koe mogelijk maakt om makkelijk veel melk te geven (kwaliteit 1).

Ze legt gemakkelijk grote afstanden af
Een ruwvoerkoe legt flinke afstanden af in de wei en daarom moet ze een goede locomotie hebben en gemakkelijk bewegen. In de stal moet ze makkelijk en graag opstaan om aan het voerhek te komen en makkelijk gaan liggen om te herkauwen. Daar heeft ze sterke, soepele lendenen en sterke (kwaliteit 6: “style”) en veerkrachtige koten (kwaliteit 5) voor nodig en een breed kruis voor een “vierkante, stabiele stand” met voldoende ruimte voor de uier waar ze makkelijk omheen kan stappen. Volgens Marcel “mogen ze ook weer niet te teer gebouwd zijn om wisselende weersomstandigheden goed aan te kunnen”. En niet onbelangrijk is volgens Marcel “dat het jongvee goed wordt getraind zodat ze goed leren grazen en niet bij elk regenbuitje aan de draad staan”.

Met wat extra nadruk
Hoewel alle kwaliteiten belangrijk zijn voor een goede koe, lijken er bij de typische ruwvoerkoe wat extra nadruk te liggen op met name de kwaliteiten 1 en 5. Momenteel is er een gebrek aan 1 en 5 in meer dan 75% van de huidige Holstein populatie, behalve in de landen waar koeien veel weiden en voornamelijk op basis van ruwvoer produceren zoals Ierland en Nieuw-Zeeland. Daar zie je in verhouding juist meer dieren met de kwaliteiten 1 en 5. Tot wel 90% van de koeien.

De selectie en de stierkeuze

Maar wat betekent dat voor melkveehouders die geen aAa gebruiken? Zij zouden vooral goed naar de koeien moeten kijken die ze willen selecteren voor de eigen aanfok. Want aan de koeien kun je de kwaliteiten goed zien. Met de stierkeuze wordt het lastiger maar wat helpt is om dochter geteste stieren te gebruiken. Kunnen we iets leren van bijvoorbeeld Nieuw-Zeeland, waar Jan en Marcel regelmatig stieren analyseren? Of in Ierland en op Jersey waar Macel bij wijze van spreken “kind aan huis is”?

Op het symposium kijken we daarvoor, samen met fokkerijspecialist Peter van Elzakker, naar wat er in Nieuw-Zeeland gebeurt.

Heb je vragen of opmerkingen die je graag voor wilt leggen aan de spreker(s)? Laat ze ons alvast weten via de antwoordbox onder het programma op de pagina van het derde symposium. Wij zorgen dat ze aan bod komen.